beneden
Nederlands
Woordafbreking
- be·ne·den
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 1236 [1]
- van Middelnederlands beneden; in het Germaans afgeleid met het voorvoegsel *bi-, de oorsprong van Nederlands be- (2)
Bijwoord
vnw. bijw. | ||
---|---|---|
voorzetselbijwoord | beneden | |
persoonlijk | erbeneden | |
aanwijz. | nabij | hierbeneden |
veraf | daarbeneden | |
vragend/betrekk. | waarbeneden |
beneden ;
- Zij wonen beneden.
- prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
- Hij woont al jaren in een flat waar een muziekwinkel beneden is.
- ten zuiden van
- Zij wonen beneden de grote rivieren.
Hyponiemen
- waarbeneden
Afgeleide begrippen
|
Voorzetsel
beneden
- op een plek die lager is
- Beneden het huis is een grote kelder.
Gangbaarheid
- Het woord beneden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beneden' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.