lager

Niet te verwarren met: Lager

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lager    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈlaːχər/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈlaːɣər/
Woordafbreking
  • la·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘deel van een werktuig waarop de as steunt’ voor het eerst aangetroffen in 1908 [1] [2] [3] [4]
1 enkelvoud meervoud
naamwoord lager lagers
verkleinwoord lagertje lagertjes
2 enkelvoud meervoud
naamwoord lager -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

lager

  1. m en o (techniek) een constructie die er voor zorgt dat verschillende delen van die constructie beter ten opzichte van elkaar kunnen bewegen door het verlagen van de wrijving
  2. o (drinken) een ondergistende biersoort met een alcoholgehalte van 2,5%-3%
Synoniemen
  • [1]: draagpot
Hyponiemen
  • [1]: aslager, cilinderlager, glijlager, kegellager, kogellager, luchtlager, naaldlager, rollager, rollenlager, spiraalgroeflager, taatslager
Afgeleide begrippen

Bijvoeglijk naamwoord

lager

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van laag
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord lager staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Deens

Woordafbreking
  • la·ger

Zelfstandig naamwoord

lager, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van lage


Noors

Woordafbreking
  • la·ger
Naar frequentie 695

Werkwoord

lager

  1. tegenwoordige tijd van lage
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.