beleefd
Nederlands
Woordafbreking
- be·leefd
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘hoffelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1613 [1]
- vervoeging van beleven: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | beleefd | beleefder | beleefdst |
verbogen | beleefde | beleefdere | beleefdste |
partitief | beleefds | beleefders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
beleefd
- van goede omgangsvormen getuigend, fatsoenlijk
- Zijn weigering was beleefd maar ook beslist.
- Het beleefde meisje sprak altijd met twee woorden.
Vertalingen
1. van goede omgangsvormen getuigend
Bijwoord
beleefd
- op beleefde wijze
- Hij groette beleefd.
Gangbaarheid
- Het woord beleefd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beleefd' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.