beheer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beheer    (hulp, bestand)
  • IPA: /bə'her/
Woordafbreking
  • be·heer
enkelvoud meervoud
naamwoord beheer -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

beheer o

  1. het beheren van, de zorg en verantwoording voor eigendommen van derden
    • Hij stond in voor het beheer van haar juwelen. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
beheren

beheer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beheren
    • Ik beheer. 
  2. gebiedende wijs van beheren
    • Beheer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beheren
    • Beheer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord beheer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.