behang
![](../I/m/5080914209_wallpaper_Hamburg.jpg)
behang op behangerstafel [1]
![](../I/m/Bibi_Pferdemarkt_Friese_Behang.jpg)
behang[2]
Nederlands
Woordafbreking
- be·hang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | behang | behangen |
verkleinwoord | behangetje | behangetjes |
Zelfstandig naamwoord
behang o
- ter versiering op de muur aangebrachte papieren bedekking
- Het wordt tijd voor een nieuw behangetje.
- haren aan de onderbenen van een paard
- Friese paarden hebben een fraai behang
Vertalingen
1. ter versiering op de muur aangebrachte papieren bedekking
Werkwoord
vervoeging van |
---|
behangen |
behang
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van behangen
- Ik behang.
- gebiedende wijs van behangen
- Behang!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van behangen
- Behang je?
Gangbaarheid
- Het woord behang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'behang' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.