begeren
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
begeren | begerend |
begeerte | begeerd |
- | begeerlijk |
- | begerenswaardig |
Woordafbreking
- be·ge·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘verlangen’ voor het eerst aangetroffen in 1260 [1]
- afgeleid van géren met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
begeren |
begeerde |
begeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
begeren
- overgankelijk sterk verlangen om iets te bezitten
- Je krijgt niet altijd alles wat je hartje begeert.
Vertalingen
1. sterk verlangen om iets te bezitten
Gangbaarheid
- Het woord begeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'begeren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.