begeren

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
begerenbegerend
begeertebegeerd
-begeerlijk
-begerenswaardig
Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ge·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘verlangen’ voor het eerst aangetroffen in 1260 [1]
  • afgeleid van géren met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
begeren
begeerde
begeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

begeren

  1. overgankelijk sterk verlangen om iets te bezitten
    • Je krijgt niet altijd alles wat je hartje begeert. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord begeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.