beek

beek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beek    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /bek/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /bek/
Woordafbreking
  • beek
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘smal stromend water’ voor het eerst aangetroffen in 814 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord beek beken
verkleinwoord beekje beekjes

Zelfstandig naamwoord

beek v/m

  1. een kleine, ondiepe waterloop
    • De Doorbraak is een nieuwe kunstmatige beek bij Almelo. 
Hyperoniemen
Hyponiemen
  • Vloerbeek, bosbeek, esbeek, gletsjerbeek, Nieuw-Schoonebeek, onderbeek, regenbeek
Afgeleide begrippen
  • beekbezinking, beekdal, beekdonderpad, beekforel, beekherstel, beekjuffer, beekloop, beekloper, beekmijtertje, beekprik, beekridder
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord beek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.