beangst
Nederlands
Woordafbreking
- be·angst
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van beangsten: de stam zonder -t omdat de stam al op -t eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel [1]
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beangsten |
beangst
- enkelvoud tegenwoordige tijd van beangsten
- gebiedende wijs van beangsten
- voltooid deelwoord van beangsten
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | beangst | beangster | (beangstst) * |
verbogen | beangste | beangstere | (beangstste) * |
partitief | beangsts | beangsters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
beangst
- benauwd door iets engs
- Oudere jongens deden hem dan wel eens verhalen van spoken in de mijn, en als ze dan heengegaan waren, gebeurde het dat hij beangst werd en huilde. [2]
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
- beangstheid
Gangbaarheid
- Het woord beangst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Gruyter, J. de "Een pionier van den nieuwen tijd." in: Groot Nederland. jrg. 18 deel 2 (1920) Van Holkema & Warendorf, Amsterdam; p. 97; geraadpleegd 2017-05-22
- Omschreven trappen van vergelijking (algemeen) op website: http://taaladvies.net; punt 3.; geraadpleegd 2017-05-21
- Haeseryn, W. e.a. "6·4·3·1·ii Omschrijving van de trappen van vergelijking met meer en meest" in: Algemene Nederlandse Spraakkunst (1997) op website E-ANS: ans.ruhosting.nl; punt 4.; geraadpleegd 2017-05-21
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.