baseren
Nederlands
Woordafbreking
- ba·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘doen steunen’ voor het eerst aangetroffen in 1798 [1]
- Van het Engelse base of het Franse baser met het achtervoegsel -eren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
baseren |
baseerde |
gebaseerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
baseren
- Hij baseerde die conclusie op misleidende gegevens.
- wederkerend zich ~ op: steunen op, uitgaan van
- Hij baseerde zich op een uitspraak van de raad uit 1923.
Vaste voorzetsels
- baseren op
Vertalingen
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
1.
Gangbaarheid
- Het woord baseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'baseren' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.