bascule
Nederlands
Woordafbreking
- bas·cu·le
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘weegwerktuig’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- Ontleend aan het Franse bascule ‘balans, weegschaal’
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bascule | bascules |
verkleinwoord | basculetje | basculetjes |
Zelfstandig naamwoord
bascule v/m
- een weegschaal dat gebaseerd is op het principe van een hefboom
- De bascule toonde welke stapel munten het meeste woog.
- een onderdeel van een hagelgeweer
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord bascule staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bascule' herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.