banvloek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ban·vloek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord banvloek banvloeken
verkleinwoord banvloekje banvloekjes

Zelfstandig naamwoord

banvloek m

  1. (religie) een kerkelijke straf waardoor geestelijken of leken worden uitgesloten van de gemeenschap der gelovigen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
banvloeken

banvloek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van banvloeken
    • Ik banvloek. 
  2. gebiedende wijs van banvloeken
    • Banvloek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van banvloeken
    • Banvloek je? 

Gangbaarheid

  • Het woord banvloek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
68 %van de Nederlanders;
74 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.