bankkaart
Nederlands
Woordafbreking
- bank·kaart
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bank en kaart
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bankkaart | bankkaarten |
verkleinwoord | bankkaartje | bankkaartjes |
Zelfstandig naamwoord
bankkaart v/m
- (financieel), (economie) (België) door een bank afgegeven legitimatiebewijs dat in combinatie met een pincode gebruikt kan worden voor elektronisch geldverkeer bij betaal- en geldautomaten
Gangbaarheid
- Het woord bankkaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bankkaart' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.