bangsa

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bangsa    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɑŋsa/
Woordafbreking
  • bang·sa
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bangsa -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

bangsa

  1. (Nederlands-Indië) volk, mensen met dezelfde afkomst
    • Ik had soms wel eens het gevoel, dat hij zich tussen ons beter op zijn gemak voelde dan tussen zijn eigen bangsa. [1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'bangsa' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
7 %van de Nederlanders;
12 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Indonesisch

Woordafbreking
  • bang·sa

Zelfstandig naamwoord

bangsa

  1. ras
  2. volk, natie
  3. stam
  4. geslacht, familie
  5. (biologie) orde
Synoniemen
  • [5] ordo
Afgeleide begrippen
  • bangsa Barat
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.