baad

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • baad

Werkwoord

vervoeging van
baden

baad

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van baden
    • Ik baad. 
  2. gebiedende wijs van baden
    • Baad! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van baden
    • Baad je? 


Limburgs

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈbáːð/ (Etsbergs)

Zelfstandig naamwoord

baad o

  1. (Hooglimburgs) bad
Verbuiging
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.