attest
Nederlands
Woordafbreking
- at·test
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘getuigschrift’ voor het eerst aangetroffen in 1786 [1]
- Verkorting van attestatie. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | attest | attesten |
verkleinwoord | attestje | attestjes |
Zelfstandig naamwoord
attest o
- schriftelijk bewijs
- De sporter heeft een medisch attest voor het middel waarvan sporen werden aangetroffen bij de dopingcontrole.
Verwante begrippen
Hyponiemen
|
Vertalingen
1. schriftelijk bewijs
|
|
Gangbaarheid
- Het woord attest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'attest' herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.