assistent
Nederlands
Woordafbreking
- as·sis·tent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | assistent | assistenten |
verkleinwoord | assistentje | assistentjes |
Zelfstandig naamwoord
assistent m
- een mannelijk persoon die ondersteunt
- Zijn assistent zorgde voor het maken van een nieuwe afspraak.
- Hij is de assistent van de burgemeester.
Verwante begrippen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- assistent-arts, assistent-resident, assistent-scheidsrechter, assistente, assistentschap
Vertalingen
1. een persoon die ondersteunt
Gangbaarheid
- Het woord assistent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'assistent' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.