assembleren
Nederlands
Woordafbreking
- as·sem·ble·ren
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
assembleren [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
assembleren |
assembleerde |
geassembleerd |
zwak -d | volledig |
- bouwen of maken door onderdelen samen te voegen of te monteren
- Schaalvergroting is onvermijdelijk, schrijven Franse analisten. Daardoor kan groter worden ingekocht en kunnen ‘platforms’ gedeeld worden. Nu al maakt PSA in het Oost-Franse Sochaux de Opel Zafira en Opel gaat een nieuwe Citroën C3 in Spanje assembleren. Die samenwerking komt voort uit de kortstondige toenadering tussen GM en PSA in 2012-2013.[4]
Gangbaarheid
- Het woord assembleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'assembleren' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "assembleren" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- assembleren op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Peter Vermaas 17 februari 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.