assemblage

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • as·sem·bla·ge
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het ineenzetten’ voor het eerst aangetroffen in 1931 [1]
  • Naamwoord van handeling van assembleren met het achtervoegsel -age [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord assemblage assemblages
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

assemblage v [3]

  1. (techniek) het in elkaar zetten van onderdelen tot een geheel
  2. product dat door assemblage ontstaat
Hyponiemen
  • chipassemblage
Afgeleide begrippen
  • assemblage-kunst, assemblagebedrijf, assemblagekunst, assemblageproces, assemblagesysteem

Gangbaarheid

  • Het woord assemblage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.