artisjok

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·ti·sjok
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘plant’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord artisjok artisjokken
verkleinwoord artisjokje artisjokjes

Zelfstandig naamwoord

artisjok v/m

  1. (plantkunde), (groente) een soort plant waarvan de vlezige schutbladeren van de gesloten bloemknop als groente worden gegeten
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord artisjok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.