artillerie
Nederlands
Woordafbreking
- ar·til·le·rie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘wapen van de landmacht, uitgerust met geschut’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1550 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | artillerie | artillerieën |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
artillerie v
- (militair) het wapen dat vuursteun geeft aan de eigen troepen
- De artillerie schoot er flink op los.
Verwante begrippen
Hyponiemen
- luchtdoelartillerie, veldartillerie
Vertalingen
1. het wapen dat vuursteun geeft aan de eigen troepen
Gangbaarheid
- Het woord artillerie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'artillerie' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.