armleuning
![](../I/m/412%2C_rode_rib.jpg)
Een stoel met armleuningen.
Nederlands
Woordafbreking
- arm·leu·ning
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van arm en leuning
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | armleuning | armleuningen |
verkleinwoord | armleuninkje | armleuninkjes |
Zelfstandig naamwoord
armleuning v
- deel van een meubelstuk (vooral een stoel of een bank) waarop men de arm kan laten rusten
- Een stoel met armleuning.
- Koning Palet zweeg een ogenblik. Zijn handen lagen naast hem op de armleuningen van de Troon. 'Toch,' zei hij, 'willen wij hem een eind op weg helpen. Daarom vraag ik vrijwilligers om met hem mee te gaan naar de plaats die wij kennen als de Tweesprong.' [1]
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord armleuning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'armleuning' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.