alternatief
Nederlands
Woordafbreking
- al·ter·na·tief
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘elkaar afwisselend’ voor het eerst aangetroffen in 1544 [1]
- uit het Frans [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | alternatief | alternatiever | alternatiefst |
verbogen | alternatieve | alternatievere | alternatiefste |
partitief | alternatiefs | alternatievers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
- met een andere methode
- Alternatieve geneeskunde is meestal geen geneeskunde.
- Er zijn, ook binnen de reguliere geneeskunde, verschillende alternatieve behandelingsmogelijkheden.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | alternatief | alternatieven |
verkleinwoord | alternatiefje | alternatiefjes |
Zelfstandig naamwoord
alternatief o
- een andere mogelijkheid of methode
- Heeft u daar een alternatief voor?
Vertalingen
1. een andere mogelijkheid of methode
|
|
Gangbaarheid
- Het woord alternatief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'alternatief' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.