alligator

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·li·ga·tor
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘krokodilachtige’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1]
  • Ontleend aan het Engelse alligator, zelf een verbastering van het Spaanse el lagarto ("de hagedis") [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord alligator alligators
verkleinwoord alligatortje alligatortjes

Zelfstandig naamwoord

alligator m

  1. (reptielen) een grote krokodilachtige uit het geslacht Alligator
    • Ik ben echt ontzettend bang voor alligators! 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord alligator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.