alliantie
Nederlands
Woordafbreking
- al·li·an·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bondgenootschap’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1]
- afgeleid van het Franse alliance (met het achtervoegsel -antie) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | alliantie | allianties |
verkleinwoord | alliantietje | alliantietjes |
Zelfstandig naamwoord
alliantie v
- een bondgenootschap, verbond
- De bedrijven vormden een alliantie om concurrenten buiten de deur te houden.
Hyponiemen
- luchtvaartalliantie
Afgeleide begrippen
- alliantievorming, alliantiewapen
Vertalingen
1. een bondgenootschap
Gangbaarheid
- Het woord alliantie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'alliantie' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.