agiteren
Nederlands
Woordafbreking
- agi·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verontrusten’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
- afgeleid van het Franse agiter (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
agiteren |
agiteerde |
geagiteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
agiteren [4]
- inergatief ~voor onrust stoken
- Er wordt in oostelijk Oekraïne geagiteerd voor afscheiding en aansluiting bij Rusland.
- overgankelijk in een staat van zenuwachtige opwinding brengen
- Die gedachte agiteerde hem.
Opmerkingen
- Strict overdrachtelijke constructies zijn zeldzaam. Vaker wordt gekozen voor een constructie met het vorltooid deelwoord en raken
- Hij raakte doordoor bijzonder geagiteerd.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord agiteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'agiteren' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "agiteren" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Wiktionnaire
- agiteren op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.