afschrikken
Nederlands
Woordafbreking
- af·schrik·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en schrikken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afschrikken |
schrikte af |
afgeschrikt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
afschrikken
- overgankelijk doen weggaan door angst aan te jagen, door angst aan te jagen bepaald gedrag voorkomen
- De oorlog schrikte haar niet af. [1]
- De puber werd afgeschrikt door het vooruitzicht nog een jaar bij zijn ouders te moeten wonen en ging dus maar hard blokken voor zijn eindexamen want dan kon hij volgend jaar op kamers om te studeren.
- overgankelijk (scheikunde) (materiaalkunde) het bijzonder snel afkoelen van een heet voorwerp door het in een koelvloeistof te dompelen
- De ampul met het gevormde sulfide werd uit de oven genomen en afgeschrikt in ijswater.
Vertalingen
1. doen weggaan door angst aan te jagen
2. het bijzonder snel afkoelen van een heet voorwerp door het in een koelvloeistof te dompelen
Gangbaarheid
- Het woord afschrikken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afschrikken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.