afranseling
Nederlands
Woordafbreking
- af·ran·se·ling
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling afranselen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afranseling | afranselingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
afranseling v
- een pak slaag; een pak rammel; een aantal flinke klappen
- De aanleiding van de afranseling is een mislukte drugsdeal. Daar zijn verdachten en slachtoffer het over eens.[1]
- Een 84-jarige vrouw die na een zware afranseling in verpleeghuis Grootenhoek in Hellevoetsluis ernstig gewond raakte, heeft volgens haar familie onvoldoende medische zorg gekregen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg en de politie doen inmiddels onderzoek naar de zaak.[2]
Synoniemen
- toetakeling, slaag, rammeling, kastijding, afrossing, aframmeling
Gangbaarheid
- Het woord afranseling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afranseling' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- de Telegraaf ILAN SLUIS 12 dec. 2017 Purmer gruwelmishandeling ’misverstand’
- de Telegraaf GERDA FRANKENHUIS 29 jun. 2017 Onderzoek naar mishandeling in verpleeghuis
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.