slaag

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  slaag    (hulp, bestand)
  • IPA: /slaːx/
Woordafbreking
  • slaag
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van slaan.
enkelvoud meervoud
naamwoord slaag -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

slaag m

  1. het uitdelen of ontvangen van klappen
    • Hij kreeg een flink pak slaag. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
slagen

slaag

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slagen
    • Ik slaag. 
  2. gebiedende wijs van slagen
    • Slaag! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slagen
    • Slaag je? 

Gangbaarheid

  • Het woord slaag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.