afnokken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·nok·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afnokken
nokte af
afgenokt
zwak -t volledig

Werkwoord

afnokken [3]

  1. ergatief (informeel) weggaan, ophouden
    • En daarna was hij afgenokt. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord afnokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
84 %van de Nederlanders;
41 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.