aftaaien

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·taai·en
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘weggaan’ voor het eerst aangetroffen in 1974 [1]
  • [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aftaaien
taaide af
afgetaaid
zwak -d volledig

Werkwoord

aftaaien

  1. ergatief (informeel) weggaan bij een werkzaamheid, dienst e.d.
    • Nee, die zijn eergisteren al afgetaaid. 
  1. inergatief dienst of werkzaamheid opgeven
    • Er werd door velen afgetaaid. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord aftaaien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
36 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.