aflossen
Nederlands
Woordafbreking
- af·los·sen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en lossen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aflossen |
loste af |
afgelost |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
aflossen
- overgankelijk de plaats innemen van, in zijn taak vervangen
- Hij loste de bewaker af.
- overgankelijk geheel of gedeeltelijk voldoen, terugbetalen
- Zij moest haar schuld nog aflossen.
Vertalingen
1. de plaats innemen van
2. geheel of gedeeltelijk voldoen
Gangbaarheid
- Het woord aflossen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aflossen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.