aflossen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·los·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aflossen
loste af
afgelost
zwak -t volledig

Werkwoord

aflossen

  1. overgankelijk de plaats innemen van, in zijn taak vervangen
    • Hij loste de bewaker af. 
  1. overgankelijk geheel of gedeeltelijk voldoen, terugbetalen
    • Zij moest haar schuld nog aflossen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aflossen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.