afkammen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·kam·men
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

afkammen [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afkammen
kamde af
afgekamd
zwak -d volledig
  1. iets meer afkeuren dan eigenlijk gerechtvaardigd is
    • De boekbespreker gaat ook niet de branche afkammen aan de hand van tientallen pulpromans. Hij bespreekt de belangrijke schrijvers en laat de troep links liggen. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afkammen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.