denigreren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·ni·gre·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘minachtend spreken van’ voor het eerst aangetroffen in 1607 [1]
  • afgeleid van het Franse dénigrer (met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
  • Van het Latijnse denigrare.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
denigreren
denigreerde
gedenigreerd
zwak -d volledig

Werkwoord

denigreren

  1. overgankelijk op spottende en laatdunkende wijze bekritiseren
    • Het is niet bedoeld om te denigreren. 
  1. zwartmaken
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord denigreren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.