denigreren
Nederlands
Woordafbreking
- de·ni·gre·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘minachtend spreken van’ voor het eerst aangetroffen in 1607 [1]
- afgeleid van het Franse dénigrer (met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
- Van het Latijnse denigrare.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
denigreren |
denigreerde |
gedenigreerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
denigreren
- overgankelijk op spottende en laatdunkende wijze bekritiseren
- Het is niet bedoeld om te denigreren.
- zwartmaken
Synoniemen
- [1] beschimpen, kleineren, minachten, schamperen, smalen, spotten
- [2] belasteren, zwartmaken
Vertalingen
1. op spottende en laatdunkende wijze bekritiseren
Gangbaarheid
- Het woord denigreren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'denigreren' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.