afgeven
Nederlands
Woordafbreking
- af·ge·ven
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en geven ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afgeven |
gaf af |
afgegeven |
klasse 5 | volledig |
Werkwoord
afgeven
- overgankelijk achterlaten op de plek van bestemming
- Gevonden voorwerpen kunnen worden afgegeven bij de conciërge.
- inergatief bij aanraking een substantie afscheiden
- Kijk uit hoor, die muur geeft af.
- De rode handdoek heeft in de was afgegeven, nu hebben we allemaal roze onderbroeken.
- ~ op: iets of iemand niet goed vinden en dat ook zeggen
- Zij geven altijd af op hun ouders.
Synoniemen
- [1] afleveren
Vertalingen
1. achterlaten op de plek van bestemming
2. bij aanraking een substantie afscheiden
in te delen vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord afgeven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afgeven' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.