snauwen
Nederlands
Woordafbreking
- snau·wen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bits spreken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
snauwen |
snauwde |
gesnauwd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
snauwen
- iemand op geïrriteerde toon kortaf toespreken
- De boze leraar snauwde tegen de leerlingen die alweer hun huiswerk niet hadden gemaakt.
Gangbaarheid
- Het woord snauwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'snauwen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.