ader
Nederlands
Woordafbreking
- ader
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ader | aderen, aders |
verkleinwoord | adertje | adertjes |
Zelfstandig naamwoord
ader v/m
- (anatomie) een vat waardoor zuurstofarm bloed vanuit de weefsels naar het hart beweegt
- De holle aders zijn de grootste aders van het menselijk lichaam.
- (mijnbouw) een langgerekt lichaam erts te midden van het gesteente
- Na lang graven vonden de mijnwerkers een ader met een hoog goud gehalte.
- bochtige, kronkelige streep in hout (nerf), marmer etc.
- Helaas liep er een grote ader door het marmer waardoor het minder waard was.
- (elektrotechniek) een met een isolerende stof omgeven geleider in een kabel
- Om de terminals op de computer aan te sluiten was er in het gebouw 10-aderig kabel aangebracht en om het nu niet te makkelijk te maken waren ze allemaal van dezelfde kleur.
Synoniemen
- [1] vene
Antoniemen
- [1] slagader
Hyponiemen
|
|
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
Vertalingen
1. bloedvat met zuurstofarm bloed
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aderen |
ader
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aderen
- Ik ader.
- gebiedende wijs van aderen
- Ader!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aderen
- Ader je?
Gangbaarheid
- Het woord ader staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ader' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Papiamento
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.