actualiseren
Nederlands
Woordafbreking
- ac·tu·a·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Franse actualiser (met het achtervoegsel -iseren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
actualiseren |
actualiseerde |
geactualiseerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
actualiseren [2]
- overgankelijk actueel maken, maken tot een onderwerp dat op het ogenblik van belang is
- overgankelijk bijwerken, moderniseren, updaten
Hyponiemen
- deactualiseren
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord actualiseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'actualiseren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.