absolutisme
Nederlands
Woordafbreking
- ab·so·lu·tis·me
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onbeperkte heerschappij’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
- afgeleid van absoluut met het achtervoegsel -isme [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | absolutisme | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
absolutisme o
- (politiek) onbeperkte alleenheerschappij van de soeverein
- Vroeger heerste er in sommige landen absolutisme.
Verwante begrippen
- absolutistisch, absolutist, despotisme, dictatuur, dictator, alleenheerschappij, totalitarisme, tirannie, tiran
Gangbaarheid
- Het woord absolutisme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'absolutisme' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.