aanvullen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanvullen    (hulp, bestand)
  • IPA: /'aɱˌvʏlə(n)/
  • IPA: /ˈanvʏlə(n)/
Woordafbreking
  • aan·vul·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanvullen
vulde aan
aangevuld
zwak -d volledig

Werkwoord

aanvullen

  1. het ontbrekende bijvoegen
    • Iedere dag moest de supermakt zijn voorraden weer aanvullen. 
  1. samen een compleet geheel maken
    • De mooie das vulde het mooie pak aan. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanvullen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.