aanvulling
Nederlands
Woordafbreking
- aan·vul·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanvulling | aanvullingen |
verkleinwoord | aanvullinkje | aanvullinkjes |
Zelfstandig naamwoord
aanvulling v
- het aanvullen
- Eens per jaar kregen we een aanvulling op de encyclopedie om die compleet te houden.
- het bijgevoegde
- Het gastcollege was een waarde volle aanvulling op het lesprogramma.
Gangbaarheid
- Het woord aanvulling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanvulling' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.