aanvulling

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanvulling    (hulp, bestand)
  • IPA: /'aɱˌvʏlɪŋ/
Woordafbreking
  • aan·vul·ling
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van aanvullen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord aanvulling aanvullingen
verkleinwoord aanvullinkje aanvullinkjes

Zelfstandig naamwoord

aanvulling v

  1. het aanvullen
    • Eens per jaar kregen we een aanvulling op de encyclopedie om die compleet te houden. 
  1. het bijgevoegde
    • Het gastcollege was een waarde volle aanvulling op het lesprogramma. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanvulling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.