aanschouwen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·schou·wen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanschouwen
aanschouwde
aanschouwd
zwak -d volledig

Werkwoord

aanschouwen

  1. zien, gadeslaan
    • Hij aanschouwde zichzelf en zijn vrouw in de grote spiegel. 
  1. ten aanschouwen van: in tegenwoordigheid van
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanschouwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.