aanhangsel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanhangsel    (hulp, bestand)
  • IPA: /'anˌhaŋsəl/
Woordafbreking
  • aan·hang·sel
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van aanhangen met het achtervoegsel -sel.
enkelvoud meervoud
naamwoord aanhangsel aanhangselen, aanhangsels
verkleinwoord aanhangseltje aanhangseltjes

Zelfstandig naamwoord

aanhangsel o

  1. toevoegsel
    • De juiste antwoorden op de vragen zijn gegeven in het aanhangsel achter in het boek. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanhangsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.