aanbidder

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanbidder    (hulp, bestand)
  • IPA: /am'bɪdər/
Woordafbreking
  • aan·bid·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van aanbidden met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord aanbidder aanbidders
verkleinwoord aanbiddertje aanbiddertjes

Zelfstandig naamwoord

aanbidder m [1]

  1. (religie) vereerder van een goddelijk wezen
  2. (persoon) verliefd persoon, die een ander het hof maakt
  1. (persoon) stille aanbidder: een verliefd iemand die zijn liefde niet durft te uiten, een heimelijke aanbidder
    • De verlegen jongen was een stille aanbidder van het knappe meisje. 
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanbidder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord aanbidder aanbidders

Zelfstandig naamwoord

aanbidder

  1. aanbidder
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.