aanbidder
Nederlands
Woordafbreking
- aan·bid·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanbidder | aanbidders |
verkleinwoord | aanbiddertje | aanbiddertjes |
Zelfstandig naamwoord
aanbidder m [1]
- De jonge, mooie, rijke, vriendelijke, intelligente vrouw heeft vele aanbidders.
- (persoon) stille aanbidder: een verliefd iemand die zijn liefde niet durft te uiten, een heimelijke aanbidder
- De verlegen jongen was een stille aanbidder van het knappe meisje.
Vertalingen
1. vereerder van een goddelijk wezen
2. verliefd persoon, die een ander het hof maakt
1.
|
Gangbaarheid
- Het woord aanbidder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanbidder' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.