aanbesteding
Nederlands
Woordafbreking
- aan·be·ste·ding
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van aanbesteden met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanbesteding | aanbestedingen |
verkleinwoord | aanbestedinkje | aanbestedinkjes |
Zelfstandig naamwoord
aanbesteding v [1]
- (economie) een kans voor ondernemers om uitgekozen te worden voor het verrichten van een opdracht of levering
- De aanbesteding van de bouw van het nieuwe gemeentehuis ging niet door.
- (economie)een bedrag dat aan een nog te bereiken doel wordt besteed
- Het gaat om een aanbesteding van meer dan € 100.000.
Verwante begrippen
Hyponiemen
- onderaanbesteding
Afgeleide begrippen
- aanbestedingsbeleid, aanbestedingsprocedure, aanbestedingsregel, aanbestedingsregeling, aanbestedingsvoorwaarde
Vertalingen
1. een kans om uitgekozen te worden voor een werk of levering
Gangbaarheid
- Het woord aanbesteding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanbesteding' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.