Luik

Niet te verwarren met: luik

Nederlands

demoniem
inwoner Luikenaar
vrouwelijke inwoner Luikse
bijvoeglijk Luiks, Luiker
Uitspraak
  • Geluid:  Luik    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /lœʏ̯k/, /lʌʏ̯k/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /lœːk/
Woordafbreking
  • Luik
Woordherkomst en -opbouw
  • Voor het eerst betuigd in 558 onder de vorm Vicus Leudicus. Volgens sommigen heeft de naam een Keltische oorsprong (lucotaekia, afgeleid van lucot-, "muis" of Lutetia, afgeleid van luto-, "moeras"). Ook een Germaanse etymologie is mogelijk (Oudnederfrankisch *leudika, afgeleid van *leudi, "volk").
enkelvoud meervoud
naamwoord Luik -
verkleinwoord - -

Eigennaam

Luik o

  1. (toponiem) een provinciehoofdstad in België
  2. (toponiem: provincie) een Belgische provincie
Verwante begrippen
Provincies in België in het Nederlands

AntwerpenHenegouwenLimburgLuikLuxemburgNamenOost-VlaanderenVlaams-BrabantWaals-BrabantWest-Vlaanderen

Gewesten: Brussels Hoofdstedelijk GewestVlaanderenWallonië
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'Luik' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.