ingenieur

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ge·ni·eur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afgestudeerde aan een hogere technische school’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1842 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord ingenieur ingenieurs
verkleinwoord ingenieurtje ingenieurtjes

Zelfstandig naamwoord

ingenieur m

  1. (beroep) een hogergeschoold persoon (meestal academicus) die wetenschappelijke kennis gebruikt om allerhande technische, technologische en organisatorische problemen op te lossen
Afkorting
  • ir.
Hyponiemen
  • bio-ingenieur, civiel-ingenieur, handelsingenieur, landbouwingenieur
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ingenieur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.