Russificatie

Russificatie (Russisch: русификация, rusifikátsiija) is het doorvoeren van maatregelen om de Russische taal (en het Cyrillisch alfabet) of een andersoortig Russisch cultureel element te bevorderen ten koste van niet-Russische gemeenschappen. In strikte zin wordt russificatie gebruikt voor het aangeven van de invloed van de Russische taal op Slavische, Baltische en andere talen die worden gesproken in gebieden die worden of werden beheerst door Rusland. Het omgekeerde van russificatie heet derussificatie en is na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in sommige ex-Sovjetstaten officieel beleid geworden om de invloed van Russische taal en cultuur te beperken.

Overzicht

In historische zin verwijst de term naar zowel officieel als onofficieel beleid van het Russische Rijk en de Sovjet-Unie met betrekking tot hun nationale ingezetenen en naar de nationale minderheden in Rusland, gericht op Russische overheersing. Zo mocht er in Moldavië tijdens het Sovjet-bewind maar 5 minuten per dag aan televisieprogramma's in de eigen taal (het Roemeens) worden uitgezonden; de rest van het dagprogramma werd opgevuld door Russischtalige uitzendingen.[1]

De belangrijkste gebieden van russificatie zijn politiek en cultuur. In de politiek is bijvoorbeeld het benoemen van etnische Russen op leidinggevende bestuurlijke posities in nationale instellingen een vorm van russificatie. In cultuur heeft russificatie vooral betrekking op de overheersing van de Russische taal in het officiële handelsverkeer en de sterke invloed van de Russische taal op de nationale talen. Demografische veranderingen, waardoor de Russische bevolkingsgroep toeneemt ten opzichte van de rest van de bevolking, wordt soms ook gezien als een vorm van russificatie.

Geschiedenis

Tsaristische russificatie

Polen en de Baltische provincies

Het Litouwse drukverbod: twee uitgaven van hetzelfde veelgebruikte gebedenboek. Het Latijnse exemplaar links was illegaal, het Cyrillische rechts was legaal en door de overheid betaald.

Tsaar Nicolaas I van Rusland (r. 1826–1855) introduceerde een beleid van russificatie, waaronder cyrillisatie. Vanaf de jaren 1840 overwoog Rusland om het Cyrillische schrift in te voeren voor het spellen van het Pools; de eerste schoolboeken werden in de jaren 1860 gedrukt.[2] De pogingen van de keizerlijke overheid mislukten echter: de Poolse bevolking vertoonde felle weerstand tegen de plannen, omdat het haar taal zoals uitgedrukt in het Latijnse alfabet zag als een bron van nationale trots en dreigde in opstand te komen als het zou worden afgeschaft.[3] Onder tsaar Alexander III (r. 1881–1894) werd begonnen met een systematiche russificatiepolitiek in Polen en de Baltische provincies.[4]

Finland

In de eerste negentig jaar na de annexatie van Finland na de Finse Oorlog (1809) voerden de tsaren een gematigd beleid. Tsaar Alexander II (r. 1855–1881) nam zelfs maatregelen om het Fins te bevorderen ten koste van het Zweeds, dat in de eeuwen van Zweedse heerschappij ervoor de taal van de elite was geweest en waartegen de nationalistische Finnomanen zich vanaf de jaren 1850 steeds meer gingen verzetten. Alexander II erkende het Fins in 1863 als officiële taal en verleende het Finse parlement in 1869 meer autonomie. Pas vanaf de regering van tsaar Nicolaas II (r. 1894–1917) werd er een strenge russificatiepolitiek gevoerd,[5] van 1899 tot 1905 (onderbroken door de Russische Revolutie van 1905–1907) en 1908 tot 1917 (beëindigd door de Februarirevolutie). In de eerste periode werd het Russisch tot de officiële bestuurstaal gemaakt, het Finse leger werd bij het Russische leger ingelijfd, sommige Finse overheidsambtenaren werden vervangen door Russen en politieke leiders werden zelfs gedeporteerd, de positie van de Russisch-Orthodoxe Kerk werd versterkt, Finse postzegels werden verboden en censuur op kranten werd aangescherpt, zodanig dat velen ervan verboden werden. In de tweede periode werd de autonomie van Finland beperkt, de senators vervangen door in Finland geboren Russische legerofficieren en een groot deel van de Finse wetgeving geschrapt ten gunste van de Russische wetgeving die elders in het rijk gold.

Korenisatie in de vroege Sovjettijd

De vroege Bolsjewieken waren tegenstanders van russificatie en nadat zij met de Oktoberrevolutie (1917) aan de macht kwamen en de Sovjet-Unie stichtten, voerden zij een beleid van korenisatie (Russisch: коренизация korenizatsiya), wat zoveel betekent als "ver-inheemsing". Het was een poging om de taal en cultuur van de inheemse bevolking van allerlei woongebieden in de verschillende Sovjetrepublieken te beschermen en de tsaristische russificatie deels ongedaan te maken. Ze wilden het Latijnse schrift invoeren voor de hele Unie en ontwikkelden daarvoor voor alle talen Latijnse alfabetten, die vanaf ongeveer 1920 tot 1940 veelvuldig werden gebruikt. Sommige territoria binnen de Sovjet-Unie werden omgevormd tot deelrepublieken of autonome republieken, regio's, provincies en districten om de niet-Russische minderheden zelfbestuur te verlenen. De principiële gedachte erachter was dat het socialisme internationalistisch was en inclusief moest zijn voor alle nationale identiteiten in plaats van er één (de Russische) als de norm op te leggen; de pragmatische reden ervoor was om sympathie te winnen onder de niet-Russische bevolkingsgroepen binnen de Sovjet-Unie.

Stalinistische russificatie

Toen Jozef Stalin (r. 1924–53) echter steeds meer macht verwierf, werd het proces van korenisatie vanaf ongeveer 1930 in stappen ongedaan gemaakt en werd opnieuw een russificatiebeleid ingevoerd. Alle talen in de Sovjet-Unie moesten (weer) in het Cyrillisch worden geschreven, het Russisch werd gepromoot en de facto verplicht als de officiële taal[6] in administratie, communicatie en onderwijs en met gedwongen volksverhuizingen in de Sovjet-Unie werd actief gepoogd om niet-Russische etniciteiten te assimileren. Bovendien beschouwen een aantal experts, organisaties en landen de Holodomor, een grote hongersnood onder etnische Oekraïeners in 1932–33, als een bewuste poging van het stalinistische regime om een groot deel van de Oekraïense minderheid (enkele miljoenen) te laten uitsterven en hiermee de russificatie te bevorderen.

Volgens de volkstellingen nam het percentage etnische Russen in de Russische SFSR toe van 78,1% in 1926 tot 83,3% in 1956. Hetzelfde patroon deed zich voor in de andere 14 deelrepublieken (15 voor de degradering van de Karelo-Finse Socialistische Sovjetrepubliek in 1956): het percentage van inwoners dat zich rekende tot de etnische groep die overeenkwam met de naam van de deelrepubliek (bijvoorbeeld Kazachen in de Kazachse SSR) kelderde tussen 1926 en 1959, waarbij deze etniciteit soms zelfs een minderheid werd in haar 'eigen' deelrepubliek, terwijl het percentage etnische Russen gestaag toenam.

Derussificatie in de late en post-Sovjettijd

Het percentage etnische Russen in Rusland nam voor het eerst af bij de volkstelling van 1970, toen het 82,8% was. Het bleef afnemen tot ver na de val van de Sovjet-Unie, met 80,6% in 2002. Pas in 2010 was er weer een lichte stijging naar 80,9%.

Sinds 1970 vertonen ook alle andere deelrepublieken, die in 1991 onafhankelijk werden, een afbrokkeling van de Russische bevolkingsgroep en een versterking van de dominante inheemse bevolkingsgroep. Deze ontwikkeling laat zich na 1991 verklaren door een actief derussificatiebeleid in de ex-Sovjetstaten, waaronder het afschaffen van verplicht onderwijs in het Russisch, het invoeren van verplicht onderwijs in de inheems dominante talen, een dwingende houding ten aanzien van de Russisch(talig)e minderheden in deze landen om zich aan te passen of te vertrekken en tot slot de daadwerkelijke migratie van veel etnische Russen uit deze ex-Sovjetstaten, vaak naar Rusland.

Russificatie onder Poetin

Vanaf de aantreding van Vladimir Poetin in 1999, afwisselend als premier en president van Rusland, heeft hij een nieuw russificatiebeleid gevoerd, onder meer door het Cyrillische schrift in de gehele Russische Federatie verplicht te stellen, de migratie van etnische Russen uit andere ex-Sovjetstaten naar Rusland te faciliteren, het Russisch steeds meer voorkeur te geven in het onderwijs (wet van 19 juni 2018) en de autonomie van allerlei deelrepublieken, oblasten en districten af te schaffen.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.