Pruisische inval

De Pruisische inval was een veldtocht in 1787 gedurende de patriottentijd in de Republiek der Verenigde Nederlanden om de macht te herstellen van Willem V. De directe aanleiding was de aanhouding bij Goejanverwellesluis van prinses Wilhelmina van Pruisen, de vrouw van Willem V, toen zij op 28 juni 1787 op weg was naar Den Haag. Zij had die reis ondernomen om haar man weer terug te krijgen in Den Haag, waarvandaan deze was vertrokken na ontslagen te zijn door de Staten van Holland als kapitein-generaal van hun troepen.

Pruisische inval
Onderdeel van de Patriottentijd
De intocht van de Pruisische troepen bij de Leidsepoort op 10 oktober 1787.
Datum13 september – 10 oktober 1787
LocatieVerenigde Nederlanden
ResultaatPruisisch–orangistische overwinning;
Oranjerestauratie.
Strijdende partijen
Pruisen
Orangisten
Staten van Holland
Patriotten
Leiders en commandanten
Hertog van Brunswijk-Wolfenbüttel
Willem V van Oranje-Nassau
Herman Willem Daendels
Alexander Philip van der Capellen
Troepensterkte
20.000 Pruisische huurlingen
6000 stadhouderlijke huurlingen
20.000 vrijwilligers in vrijcorpsen
Verliezen
211 doden (71 gesneuveld, 140 door ziekte) onbekend

Eerder was op initiatief van de Engelse gezant Harris het Declaratoir opgesteld, wat na veel verzet op 26 mei 1787 werd ondertekend door Willem V. Dit was feitelijk een oorlogsverklaring geweest tegen de patriotten. Met de aanhouding van de prinses werden echter de plannen van de orangisten duidelijk, wat grote weerstand opriep bij de patriotse regenten en bij de burgerij die het slachtoffer werden van gewelddadigheden die uitgevoerd waren ter ondersteuning van het plan. Zij bewapenden zich dan ook met Franse hulp.

De Pruisische inval resulteerde in de Oranjerestauratie waarbij Willem V in zijn macht werd hersteld. Dit zou evenwel niet lang duren, aangezien de Bataafse Revolutie begin 1795 plaatsvond.

Aanloop

Wilhelmina was de jongere zuster van Frederik Willem II, koning van Pruisen, en dit werd voor Harris het aanknopingspunt om de orangisten te hulp te schieten. De gekrenkte eer van zijn zuster bleek inderdaad voldoende en Frederik Willem II eiste op 10 juli 1787 satisfactie van het gewest Holland. Dit hield nog niet meer in dan het aanbieden van excuses en het straffen van de schuldigen. Onder druk van de vrijkorpsen werd dit verworpen door de Staten van Holland. De verzwakte posities van Jozef II in de Oostenrijkse Nederlanden voorafgaande aan de Brabantse Omwenteling en Lodewijk XVI in Frankrijk voor de Franse Revolutie gaf voor Pruisen de doorslag om toe te geven aan de Engelse druk.

Voor Wilhelmina ging de satisfactie niet ver genoeg. Het uiteindelijke doel was herstel van het patronagestelsel en daartoe wenste zij een uitnodiging van de Staten van Holland om naar Den Haag te komen. Voor haar broer ging deze inmenging in de politiek van de Republiek aanvankelijk te ver, maar hij liet op 17 juli wel 20.000 troepen samentrekken bij Wesel, in het Pruisische hertogdom Kleef, vlak bij de grens met de Republiek. Dit moest de eis tot satisfactie kracht bijzetten. Op 6 augustus 1787 nam veldmaarschalk Brunswijk zijn intrek in Wesel. Op 9 september eiste Pruisen opnieuw satisfactie, maar nu met daarbij ook de eis dat de prinses uitgenodigd zou worden om naar Den Haag te komen.

De orangisten wisten dat deze laatste eis onaanvaardbaar was voor de Staten van Holland, omdat in de praktijk zou betekenen dat de oude situatie van het ancien régime hersteld werd. Dat was ook de bedoeling, aangezien het uitblijven van de satisfactie een inval zou rechtvaardigen.

Secret impénétrable

De Anglo-orangistische wens om de satisfactie om te zetten in een contrarevolutie (la grande affaire, de grote zaak), werd niet gedeeld door Frederik Willem II, die veel meer in bemiddeling zag. Wilhelmina en Harris richtten zich daarom via Hogendorp op Brunswijk, die bereid bleek mee te werken. Hogendorp werkte een rechtvaardiging uit voor het omverwerpen van de Staten van Holland, de soevereine macht. Hij stelde dat het recht van opstand voortkwam uit de usurpatie van de macht in de Staten door de oudpatriotten. Dit maakte de Staten in hun huidige samenstelling onwettig, waarmee het bezwaar tegen de omverwerping verviel. Om de legitimiteit van de omwenteling te waarborgen, diende voorkomen te worden dat er te veel sprake was van een inval. De Pruisische inval moest vooral het volk de gelegenheid geven om in opstand te komen voor het Oranjehuis. Deze opzet mocht niet bekend worden, om te voorkomen dat zowel het volk als Frankrijk zich tegen de Oranjes zouden keren, en moest daarom een secret impénétrable zijn. Zelfs de Pruisische regering werd hierbuiten gehouden.

Inval

Vanaf half augustus stond het vast dat de inval plaats zou vinden. Om de militaire voorbereidingen te voltooien, werd Frankrijk door Engeland en Pruisen aan het lijntje gehouden met besprekingen over bemiddeling. Ondertussen werd le plan, het plan van de contrarevolutie, verder uitgewerkt. Zodra de Pruisische troepen een stad naderden, zou het proletariaat daar de vrijkorpsen aan moeten vallen en ontwapenen en de restauratie van de stadhouder eisen. Orangistische en aristocratische regenten zouden daarna het bestuur overnemen van patriotse regenten. Hogendorp voegde daaraan toe dat de Pruisische troepen het proletariaat zouden ondersteunen bij het plunderen en dat deze eventueel zelf ook zouden plunderen. Om de plaatselijke orangisten hiervan te vrijwaren, kregen deze in het Duits opgestelde veiligheidsbrieven. Om dit een spontaan proces te laten lijken, zou Brunswijk niet direct optrekken naar Den Haag.

Na de hernieuwde eis tot satisfactie van 9 september was het ultimatum gesteld op 13 september. Toen dat verliep, verklaarde Pruisen de oorlog aan Holland en trokken de troepen bij Nijmegen binnen, 20.000 Pruisische en 6000 stadhouderlijke huurlingen, die hij verdeelde in drie divisies.

Gorinchem was de belangrijkste vestingstad in het zuidoosten van Holland onder commando van Van der Capellen met 1200 man. Brunswijk trok richting de stad met zijn grootste divisie met 10.000 man die werd geleid door overste Von Romberg. Op 17 september werd de capitulatie van de stad en vesting geëist, waarbij als antwoord schoten zouden zijn gevallen. Hierop werd de stad beschoten met houwitsers. Hierop werd capitulatie aangeboden, maar doordat er na de eerdere eis tot capitulatie geschoten was, werden geen capitulatievoorwaarden toegekend. Hierna werd de stad geplunderd, waarbij de intimidatie die volgde uit het Beleg van Gorinchem als afschrikwekkend voorbeeld moest dienen en de harde aanpak sorteerde inderdaad dit effect.

Met een tweede divisie trok men daarna op tegen Overijssel en Utrecht en met een derde tegen het midden van Holland. In Utrecht was de Franse rijngraaf van Salm aangesteld als bevelhebber. Inundaties moesten helpen om het gebrek aan troepen op te vangen. Holland wilde Utrecht niet te sterk bewapenen, omdat zij vreesden dat het democratische Utrecht zich tegen de regenten van de Hollandse steden zou kunnen keren. Toen de 9000 Pruisische en 6000 stadhouderlijke troepen arriveerden, waren de voorbereidingen nog niet voltooid en beschouwde Salm de stad als onverdedigbaar, ondanks dat hij naast de Utrechtse troepen kon beschikken over 5000 gewapende burgers, 600 Amsterdamse troepen en 150 Franse kanonniers. De Commissie van Defensie gaf hem daarop het bevel de stad te verlaten om zijn troepen over te brengen naar Holland. Dit deed hij in de nacht van 15 op 16 september en in de paniek vluchtten ook veel democratische burgers. Zo viel Utrecht zonder slag of stoot in handen van de Pruisische troepen en de stadhouderlijke troepen van generaal-majoor Van der Hoop, waarna ook hier plunderingen volgden.

Onder druk van de terreur en het uitblijven van Franse hulp trokken veel Hollandse vrijkorpsen zich terug op Amsterdam. Zo ook vanuit Den Haag, zodat Harris op 18 september het moment zag om de vrijkorpsen te ontwapenen en het patronagestelsel weer in te voeren. Twee dagen later keerde Willem V weer terug in Den Haag en was de Oranjerestauratie een feit.

De twee divisies die Utrecht en Gorinchem hadden ingenomen trokken via Gouda, Leimuiden en Kudelstaart richting Amsterdam waarbij de Uitermeersche Schans zonder strijd werd ingenomen op 17 september, terwijl een dag later de Hinderdamse Schans na een kort gevecht werd ingenomen. Op 23 september was er een wapenstilstand, maar doordat verbeteringen aan de Hollandse Waterlinie doorgingen, kwam hier op 30 september weer een einde aan. In de tussentijd was het op 24 september tot een treffen gekomen bij het bij Amstelveen en werden op 27 september de vestingsteden Weesp en Naarden ingenomen.

Op 1 oktober werden de posten bij Halfweg en Amstelveen ingenomen, terwijl die bij Ouderkerk, Duivendrecht, Weesper Tolhek en Vinkenbrug standhielden. In de avond kwam men opnieuw een wapenstilstand overeen en 10 oktober capituleerde Amsterdam.

Hierna vluchtten de kopstukken naar Parijs en duizenden anderen via Antwerpen en Brussel naar Noord-Frankrijk.

Literatuur

  • Wit, C.H.E. de (1974): De Nederlandse revolutie van de achttiende eeuw 1780-1787. Oligarchie en proletariaat, Lindebauf
  • Wit, C.H.E. de (1980): Oud en Modern. De Republiek 1780 - 1795 in Blok, D.P. (red) et al Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 9, Fibula-Van Dishoeck
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.