Paaseiland

Paaseiland (Spaans: Isla de Pascua; Rapa Nui: Rapa Nui) is een Polynesisch eiland in de Grote Oceaan. Staatkundig is het een provincie van Chili binnen de regio Valparaíso en een Chileens nationaal park. De Chileense gouverneur van het eiland is Melania Carolina Hotu Hey. De hoofdstad van Paaseiland is Hanga Roa. Het eiland is vooral bekend door de honderden Moai (paaseilandbeelden) die er te vinden zijn.

Isla de Pascua
Provincie van Chili
Ligging in Valparaíso
Situering
RegioValparaíso
Coördinaten27°7'10"ZB, 109°21'17"WL
Algemeen
Oppervlakte163,6 km²
Inwoners (2017)7.750
(47 inw./km²)
HoofdstadHanga Roa
Overig
TijdzoneUTC−5
Portaal    Zuid-Amerika
Paaseiland
Eiland van  Chili

Locatie
Land Chili
LocatieGrote Oceaan
Coördinaten27° 7 ZB, 109° 21 WL
Algemeen
Lengte24,6 km
Breedte12,3 km
Hoogste puntMaunga Terevaka (507 m)
Overig
Aantal eilanden4
Portaal    Geografie
Nationaal Park Rapa Nui (Paaseiland)
Werelderfgoed cultuur
Land Chili
UNESCO-regioLatijns-Amerika en Caraïben
Criteriai, iii, v
Inschrijvingsverloop
UNESCO-volgnr.715
Inschrijving1995 (19e sessie)
UNESCO-werelderfgoedlijst
Moai op Paaseiland
Make Make afbeelding in Orongo
Gezicht vanaf Orongo op Motu Nui met Vogelman-petrogliefen op de voorgrond

Het eiland is met 163,6 vierkante kilometer ongeveer even groot als het Nederlandse waddeneiland Texel (170 km²). Er wonen 7.750 mensen (2017). Het is een van de meest geïsoleerde eilanden ter wereld: het dichtstbijzijnde bewoonde eiland, Pitcairn, ligt er 2075 km van verwijderd. Het dichtstbijzijnde onbewoonde eiland, Sala y Gómez, ligt op 391 km afstand.

Namen

De naam Paaseiland ("Paasch-Eyland") werd gegeven door Jacob Roggeveen, die op paaszondag, 5 april 1722, met drie schepen het eiland aandeed.

Rapa Nui betekent in het Polynesisch letterlijk de Grote Rots (rapa: rots, nui: groot). Het eiland werd sinds ongeveer 1863 zo genoemd door zeelieden uit Tahiti.[1] De aanduiding wordt tegenwoordig door de inwoners gebruikt voor zowel het eiland zelf, hun taal, als om hun eigen volk (Rapa Nui) aan te duiden.

Een andere inheemse naam voor het eiland is 'Mata ki te rani' of 'Ogen die naar de hemel kijken' (mata: ogen, ki: die, te: kijken, rani: hemel). Deze benaming slaat op de voorouderbeelden of moai met de merkwaardige oogkassen die inderdaad schuin naar de hemel zijn gericht. Een andere naam die de oorspronkelijke bewoners aan hun eiland gaven was Te pito o te henua, wat 'De navel van de wereld' betekent. Volgens een aantal legenden zou de eerste naam van het eiland 'Te pito o te kainga a Hau Maka' zijn geweest, wat staat voor 'Het kleine stukje land van Hau Maka'.

Geschiedenis

Mondelinge overlevering van de oorspronkelijke bewoners geeft aan dat een opperhoofd (Hotu Matu'a) met zijn vrouw en familie in twee kano's op het eiland arriveerde. Er wordt verondersteld dat zij Polynesisch waren. Er is onzekerheid over de nauwkeurigheid van deze legende. In de literatuur wordt de eerste vestiging aangegeven tussen 300-400 n.Chr. en 700-800 n.Chr. Maar over deze vroege dateringen is geen consensus. Waarschijnlijk vond de belangrijkste kolonisatie plaats rond het jaar 1250.[2]

Het eerste vastgelegde Europese contact met Paaseiland vond plaats toen Roggeveen er landde. Hij trof er twee- tot drieduizend bewoners aan. De mensen toonden geen angst; een teken dat ze wellicht eerder met Europeanen in aanraking waren gekomen.

De bevolking kan echter twee eeuwen eerder uit tien- tot vijftienduizend mensen hebben bestaan. Aangenomen wordt dat de beschaving van Paaseiland in een neerwaartse spiraal is terechtgekomen gedurende de eeuw voorafgaande aan de komst van de Europeanen, als gevolg van overbevolking, ontbossing en uitputting van de beperkt aanwezige natuurlijke grondstoffen, maar recenter onderzoek lijkt erop te wijzen dat de neergang wel degelijk te maken had met de komst van Hollandse zeelui op het eiland. Zij zouden ziektes hebben meegebracht waar de eilanders fysiek niet tegen opgewassen waren, en de zeevogels zouden niet door de bewoners, maar door de buitenlandse zeelui zijn bejaagd tot uitroeing toe. Ook over de ontbossing zijn tegenwoordig andere theorieën naar voren gebracht dan het gangbare verhaal over mateloze houtkap voor de verplaatsing van de Moai en idem voor de inlandse botenbouw. In ieder geval was het verdwijnen van de bomen rampzalig. Doordat er geen bomen meer waren voor goed hout voor kano's, werd de visserij ook beperkt en verdween vis eveneens grotendeels van het menu. Door de erosie die de ontbossing veroorzaakte, spoelde vruchtbare grond weg, waardoor ook de landbouwopbrengsten afnamen. Er zijn aanwijzingen voor onderlinge strijd en een godsdienstige revolutie, waarbij de bevolking zich tegen de priesters van de oude godsdienst keerden. Het is een mogelijke verklaring achter het omgooien van de beelden.

Volgens beschrijvingen van Roggeveen leefden er twee groepen op het eiland: Polynesiërs en 'blanken'. Deze blanken waren de Langoren, ook wel Hanau Epe genoemd, die de Moai hebben gebouwd. De twee bevolkingsgroepen leefden in vrede samen op het eiland. Uit onderzoek blijkt dat het eiland vóór de bewoning door mensen volledig was bebost, maar toen Roggeveen het eiland ontdekte, was er vrijwel geen boom meer te vinden. Algemeen wordt aangenomen dat de bomen werden gekapt voor het verplaatsen van de grote stenen hoofden die op het eiland zijn geplaatst, voor het bouwen van huizen en het bouwen van kano's om te kunnen vissen.[3]

Afgezien van beschrijvingen van bezoekende schepen is er weinig informatie over de gebeurtenissen die op het eiland plaatsvonden, zowel voor de komst van de Europeanen als in de tijdspanne tussen hun bezoeken. Zo beschreef James Cook bij zijn bezoek in 1774 dat veel van de stenen beelden omgegooid waren terwijl dat bij het bezoek van Jacob Roggeveen nog niet het geval was. Waarom dit is gebeurd, is onbekend. De laatste vermelding van rechtopstaande beelden dateert van 1838, daarna waren alle beelden omgegooid. Sindsdien zijn veel beelden weer rechtop gezet.

In de tweede helft van de 19de eeuw leidden slavenhandel, nieuw geïntroduceerde ziekten en honger tot verdere decimering van de bevolking.

Ecologie

Paaseiland behoort tot een speciale ecoregio waarvan de biodiversiteit een heel eigen karakter heeft. Uit palynologisch onderzoek bleek dat het eiland voor de komst van de Polynesische immigranten bedekt was met bossen, struikgewas, varens en grassen. Zo groeide er een mimosa-achtig boompje, de toromiro (Sophora toromiro). De laatste overlevende plant werd in 1917 door Carl Skottsberg waargenomen in de krater van de vulkaan Rano Kau. Dit exemplaar overleefde tot 1960. Zaden van deze plant werden in 1956 door Thor Heyerdahl verzameld, kwamen terecht bij Göteborgs botaniska trädgård en Kew Gardens. Deze botanische tuinen hebben gezamenlijk een wetenschappelijk programma opgezet voor de herintroductie van de toromiro op Paaseiland.[4]

Verder groeide er een grote, nu uitgestorven soort palmboom, Paschalococos disperta. Deze behoorde tot de meest voorkomende soorten bomen. Deze palmboom is verwant aan de Chileense cocospalm (Jubaea chilensis). Deze bomen bereikten na ongeveer honderd jaar hun grootste hoogte. Waarschijnlijk speelde de Polynesische rat (Rattus exulans) een belangrijke rol bij het verdwijnen van deze paaseilandpalm. Het bleek dat 99% van de gevonden, gefossiliseerde palmzaden was aangeknaagd. Daardoor kon het bos zich niet verjongen. Mede door houtkap leidde dit ertoe dat rond 1650 het bos volledig was verdwenen. Dit was voor de eerste Europeanen het eiland bezochten.[5]

Omdat het bos met bomen zoals de paaseilandpalm en de toromira verdween, kwam er minder regenval. In 1868 werd een begin gemaakt met de teelt van schapen en dit leidde ertoe dat het eiland rond 1950 grotendeels bedekt was met grassen en zeggen en russen.[4]

Verder blijkt uit onderzoek dat het eiland een zeer rijke zeevogelbevolking had in prehistorische tijden. Er waren ook landvogels, twee soorten rallen, twee soorten papegaaien en een soort reiger die nu zijn uitgestorven. Op het hoofdeiland zijn nu geen zeevogelkolonies meer, wel op het kleine rotseiland Motu Nui en de omringende rotseilandjes.[6]

Panorama van het strand van Anakena, Paaseiland. Het standbeeld (moai) dat hier staat afgebeeld was het eerste dat in 1955 op zijn plaats is terug gezet door de eilandbewoners waarbij gebruik werd gemaakt van technieken uit het verre verleden.

Paaseiland als voorbeeld voor de hele planeet

Diverse auteurs, waaronder de Britse historicus Clive Ponting[7] en de Amerikaanse bioloog Jared Diamond[8] gebruikten de (ecologische) geschiedenis van Paaseiland als afschrikwekkend voorbeeld voor de hele bevolking van de planeet aarde. Door uitputting van de hulpbronnen (bossen en vogelkolonies) ging een hoog ontwikkelde en complexe cultuur ten onder. Tussen de bloeiperiode van de beeldencultuur (1250 tot 1550) en de aankomst van de eerste Europeanen in de 18de eeuw, zou de bevolking enorm in aantal zijn teruggegaan door onderlinge stammenstrijd. Verder waren er waarschijnlijk hongersnoden en zou kannibalisme op grote schaal hebben plaatsgevonden. De ontevreden bevolking keerde zich waarschijnlijk tegen hun heersers en tegen hun godsdienst. De heersende priesterklasse werd omvergeworpen en met de nieuwe machthebbers kwam ook een nieuwe godsdienstige cultus op die de god Makemake (voorheen een vrij onbelangrijke god in het pantheon) vereerde. Paaseiland ligt geïsoleerd in de oceaan als de Aarde in het heelal; de bewoners konden niet rekenen op hulp van buiten en konden (mede doordat ze door de ontbossing geen hout meer hadden voor kano's) niet meer van het eiland af.

De Nederlandse milieubioloog Jan J. Boersema (en diverse andere auteurs[9] voor en met hem) heeft dit beeld sterk genuanceerd. In zijn boek noemt hij de ontbossing en de teloorgang van de beeldencultuur een verschralingsproces dat vooral werd veroorzaakt door ecologische factoren (de meegevoerde ratten). Verder blijkt nergens uit de beschrijvingen van de zeevaarders uit de 18de en vroege 19de eeuw dat er honger heerste. De bewoners van Paaseiland waren ervaren tuinbouwers die genoeg voedsel konden verbouwen op het ontboste eiland. Ook uit onderzoek naar menselijke botten uit die periode blijkt geen abnormale gezondheid of opvallend veel onderling geweld. Aanwijzingen voor een dramatische achteruitgang in bevolkingsaantal tussen ca. 1250 en de 18de eeuw acht hij op grond van berekeningen evenmin waarschijnlijk. De decimering van de bevolking door honger en ziekten werd vooral veroorzaakt door Peruaanse mensenhandelaars en nieuw geïntroduceerde ziekten in de periode 1862-1877.[4] De Nederlandse antropoloog Sebastiaan Roeling probeert echter aan te tonen dat de Paaslanders wel degelijk zelf verantwoordelijk zijn voor de ontbossing van het eiland, met name voor het gebruik van brandhout. Ecologische factoren versnelden volgens Roeling hooguit het proces van ontbossing.[10]

Bezienswaardigheden

De moai (ook wel paasbeelden genoemd), tot negen en een halve meter hoge beelden, zijn vervaardigd uit zacht vulkanisch gesteente (tufsteen). De makers zijn de voorvaderen van een groot deel van de huidige eilandbewoners. De witte oogschijven, die oorspronkelijk in de oogkassen zaten, werden pas in 1978 voor het eerst teruggevonden.

De meeste moai staan opgesteld op een platform of ahu en kijken naar het binnenland. Slechts zeven beelden, opgesteld in een rij van klein naar groot en ietwat spottend de zeven apen (los siete monos) genoemd, kijken richting de oceaan. De moai zijn voorstellingen van voorouders die om vruchtbaarheid smeken. Voortplanting was op een extreem geïsoleerd eiland als dit van cruciaal belang om te overleven. Er zijn veel voorouderbeelden weer rechtop gezet, ook hebben vele hun indringende ogen die naar de hemel kijken weer terug. De vooruitstekende lippen waren wellicht getooid met een baard. Opvallend zijn ook de langgerekte oorlellen.

Het gehele eiland staat sinds 1995 op de werelderfgoedlijst van UNESCO.

Geologie

Paaseiland is een hoog eiland van vulkanische oorsprong en wordt hoofdzakelijk gevormd door een drietal vulkanen, de Maunga Terevaka (507 meter), de Poike (370 meter) en de Rano Kau (324 meter), die het eiland een driehoekige vorm geven.

Bevolking

De oorspronkelijke bevolking, de Rapa Nui, is vandaag de dag nog steeds aanwezig. Deze telde bij de komst van Roggeveen ongeveer 3,000 personen. De ziektes uit Europa en het ontvoeren van bewoners om ze als slaven in de Peruaanse mijnen te werk te stellen, deden de bevolking gestaag afnemen tot er in de 19e eeuw nog maar zo'n 150 Rapa Nui op het eiland waren.

In totaal leven er nu zo'n 4647 Rapa Nui volgens de volkstelling uit 2002. Daarvan wonen er 2269 mensen op Paaseiland zelf. De andere 2378 mensen emigreerden naar het vasteland in Chili, de helft daarvan leeft in of rond de hoofdstad Santiago.

Sinds de 18e eeuw zijn ook vele eilandbewoners gevangengenomen door slavenhandelaren en over de hele wereld verspreid.

Op Paaseiland wonen meer dan 5500 mensen, ze verdienen hun geld in toerisme en handel met Chili.

Hanga Roa

Hanga Roa is de hoofdstad van het eiland. Ze telde in 2002 3304 inwoners, dat was 87% van de gehele bevolking van het eiland. Het hart van de stad is de Avenida Atamu Tekena. Aan deze straat liggen hotels, winkels, restaurants, internet-cafés, een bank, een supermarkt, een apotheek en een museum. De ontmoetingsplek van het eiland, de Rooms-katholieke kerk, ligt niet ver hiervandaan.

Mataveri International Airport

Mataveri International Airport is het vliegveld van Paaseiland, het is gelegen vlak buiten Hanga Roa. Er is één geasfalteerde landingsbaan, die baan is 3440 m lang. Er wordt alleen naar het vliegveld gevlogen door de nationale Chileense luchtvaartmaatschappij LAN Airlines die het ook als tussenstop gebruikt voor vluchten naar of van Papeete, Tahiti. Voorheen kon de landingsbaan ook door de NASA worden gebruikt als een Spaceshuttle een noodlanding moest maken.

Rongorongo

Vroeger werd op Paaseiland een hiërogliefenschrift gebruikt, genaamd Rongorongo. Dit schrift is tot op vandaag niet ontcijferd. Gedacht wordt dat het rongorongo is ontstaan tijdens de komst van de eerste Spaanse slavenhandelaren, zodat de gebruiken en cultuur niet verloren zouden gaan. De taal wordt ook weleens Kohau Rongorongo genoemd (Kohau betekent stok, Rongorongo betekent zangers in het Polynesisch), omdat de teksten allemaal in stukken hout zijn gekerfd. Er bestaan nog 21 echte 'stokken'.

Orongo en de cultus rond de vogelman

Aan een steile helling van de Rano Kao, dicht bij een driehonderd meter hoge klif bevinden zich in de rotsen gegraveerde tekeningen (petrogliefen). Het belangrijkste thema is de Tangata Manu of vogelman, een fabeldier bestaande uit een kruising tussen mens en fregatvogel. De cultus rond de vogelman werd ongeveer rond 1500 van belang. De oorzaak van de afwending van de oorspronkelijke religie bestaande uit voorouderverering is onbekend. De archeologe Georgia Lee, die het Rapa Nui-tijdschrift uitgeeft is van mening dat het te maken heeft met een machtsovername door krijgszuchtige bevolkingsgroepen als gevolg van de verstoring van het ecologische evenwicht, de daaropvolgende voedselcrisis en de sociale onrust. Andere stemmen, zoals die van Alfred Métraux, nemen aan dat voorouderverering en vogelmancultus een tijd lang naast elkaar bestaan hebben.

Iedere lente zwommen jonge mannen vanuit Orongo naar het kleine rotseilandje Motu Nui, om eieren van de bonte stern te zoeken. Wie als eerste een ei onbeschadigd naar het hoofdeiland bracht werd uitverkoren tot Vogelman en kreeg daarom bijzondere voorrechten.

Vogelmanfiguren komen ook voor op andere eilanden in de Stille Oceaangebied (bijvoorbeeld Samoa en Sepik in Nieuw-Guinea).

Een ander thema van de rotsgravures zijn de Make Make, ze bestaan uit een maskervormig gelaat met grote ogen, die een scheppende godheid afbeelden. Verder zijn er naast grafische tekens andere diervoorstellingen te zien, zoals vogels, walvissen, haaien en schildpadden.

Bij de cultische plek Orongo staan zorgvuldig gemaakte stenen hutten met grasdaken, die niet permanent bewoond zijn maar uitsluitend in verband met de cultus gebruikt worden.

Tijdlijn

  • 700-900: komst van Polynesische kolonisten.
  • 1200-1500: hoofdperiode van vervaardiging van moai.
  • ca. 1600: einde van vervaardiging van moai. Groeves worden verlaten.
  • 1722: Jacob Roggeveen en bemanning zijn eerste Europese bezoekers op het eiland.
  • 1774: bezoek van kapitein Cook: hij treft enkele omgevallen Moai aan. Omvallen van beelden gaat door tot jaren 1830.
  • 1862: Peruaanse slavenhandelaren voeren de helft van de bevolking af. Uitbraak van pokkenepidemie.
  • 1864: komst van rooms-katholieke missionarissen.
  • 1880: Paaseiland wordt geannexeerd door Chili als speciaal territorium.
  • 1955-1956: expeditie van Thor Heyerdahl
  • 1995: Paaseiland wordt opgenomen in de werelderfgoedlijst van de UNESCO.

Zie ook

Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Easter Island op Wikimedia Commons.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.