Natuurwaarde

De natuurwaarde van een gebied is de waarde die aan een bepaald gebied wordt toegekend, gezien vanuit het perspectief van natuurbescherming. Vroeger gebruikte men andere termen zoals de wat beperktere term natuurhistorische waarde als tegenhanger van de cultuurhistorische waarde. Soms bedoelt men met natuurwaarde de waarde van de natuur voor de menselijke overleving of economie, al dan niet in geld uitgedrukt. Daarvoor wordt echter meestal de term ecosysteemdienst gebruikt.

Criteria

Voor het bepalen van de natuurwaarde van een gebied kan van verschillende criteria gebruik worden gemaakt, zoals criteria die betrekking hebben op de kwaliteit van de flora, de vegetatie, de fauna, het landschap en het ecosysteem, de geologische gesteldheid, onderzoek, cultuurhistorie en esthetiek, en daarbij de geografie, de omvang en de mate van verbinding of juist isolatie van het betreffende gebied.

Soorten, levensgemeenschap, ecosysteem

Criteria met het oog op flora, vegetatie en fauna kunnen te maken hebben met de aanwezigheid van planten, plantengemeenschappen of dieren die zeldzaam, bedreigd en/of karakteristiek zijn.

  • Kwaliteit van het ecosysteem: een criterium is de mate van "vervangbaarheid" van de levensgemeenschap en het biotoop. Vervangbaarheid slaat op de tijd die nodig is geweest of zou zijn voor de ontwikkeling van een vergelijkbaar goed ontwikkelde levensgemeenschap of ecosysteem kan een maat vormen voor de natuurwaarde. Dit kan voor een deel worden bepaald door de actuele situatie te vergelijken met de potentieel natuurlijke vegetatie onder dezelfde abiotische milieufactoren. Bij de potentiële vegetatie kan het gaan om een vegetatie die pas na lange tijd ontstaan (soms eeuwen) is en dan min of meer in dezelfde toestand blijft bestaan, ook wel aangeduid als climaxvegetatie. Sommige climaxvegetaties zijn als ze eenmaal zijn verdwenen moeilijk meer in oorspronkelijke kwaliteit te herstellen omdat de omstandigheden waaronder deze vegetaties zich gevormd hebben, niet meer bestaan (voorbeeld: de meters dikke en uitgestrekte hoogveenvegetaties in het noorden van Nederland).
  • Kwaliteit van de levensgemeenschap op basis van soorten: de waarde kan worden bepaald aan de hand van de volledigheid van de lijst met kenmerkende soorten, en de afwezigheid van storingssoorten, ruigtesoorten of van exoten; en de zeldzaamheid van soorten.
  • Aantal soorten biodiversiteit: een gebied kan de waarde ontlenen aan het feit dat er veel verschillende soorten voorkomen. Het Nationaal beek- en esdorpenlandschap Drentsche Aa heeft een hoge natuurwaarde onder andere vanwege de grote soortenrijkdom aan hogere planten, maar ook een vuilstort kan ook soortenrijk zijn: in dit geval zijn andere criteria weer van belang zoals de vervangbaarheid. Met de aanwezigheid van soorten of de interactie tussen soorten via voedelketens binnen het betreffende gebied of tussen het gebied en gebieden elders kan de kwaliteit van het ecosysteem worden aangegeven. Relaties tussen ecosystemen kunnen ook verband houden met abiotische factoren: een bosrand met struweel kan grote invloed hebben op het microklimaat in het bos en zo weer op de vegetatie en fauna.
  • Belang voor populaties van de verschillende soorten: een gebied kan zijn natuurwaarde ontlenen aan het feit dat het een belangrijk aandeel van de wereldpopulatie van een bepaalde (vogel)soort herbergt en de functie die het gebied heeft (zoals: tussenstop tijdens de trek, rustgebied, broedgebied) voor het overleven van de soort of populatie. Vergelijkbaar is het criterium van het aandeel endemen in het soortenbestand van het gebied.

Geomorfologie

Criteria met het oog op geomorfologische gesteldheid en ontstaansgeschiedenis kunnen gaan over de zeldzaamheid, de gaafheid en de ongestoordheid van bepaalde structuren, het aan de oppervlakte komen van bijzondere aardlagen of de aanwezigheid van bijvoorbeeld bepaalde rotsformaties.

Onderzoek

Soms doelt men bij natuurwaarde specifiek op de waarde voor natuurwetenschappelijk onderzoek, met name gericht op de flora, vegetatie, fauna en geologie. Vroeger heette dit de natuurwetenschappelijke waarde van een gebied.

Landschap en cultuurhistorie

Criteria met het oog op het landschap betreffen de aanwezigheid van bepaalde (kleine) landschapselementen zoals molens, pingoruines en heggen, of bepaalde cultuurhistorische landschapspatronen (landschapsbeeld) zoals essenlandschappen in samenhang met geomorfologische patronen zoals stuwwallen. Sommigen rekenen 'landschap' en 'landschapsbeeld' niet direct tot natuurwaarde maar tot de cultuurhistorische waarde.

Esthetiek

De natuurwaarde kan ook uitgedrukt worden in schoonheid, bijvoorbeeld kleur, variatie in ruimte, dynamiek. Vaak schaart men dit onder landschap. Vroeger werd "natuurschoon" wel gebruikt als term die schoonheid en biodiversiteit combineerde.

Geografie

De natuurwaarde hangt mede af van de omvang en positie. Een relatief groot gebied is vaak minder kwetsbaar voor randinvloeden en biedt vaak betere overlevingskansen voor soorten of populaties. Wanneer een gebied geïsoleerd ligt kan er een uniek systeem met unieke biodiversiteit ontstaan. Als gebieden te klein zijn kan migratie voor soorten een probleem vormen.

De Waddenzee heeft om verschillende reden een hoge natuurwaarde: onder andere vanwege de voor het gebied karakteristieke zeehonden, het belang voor de vogeltrek, de typische geomorfologie en dynamiek, de schoonheid van het landschap en de omvang.

Objecten en kenmerken als natuurwaarde

In het jargon van "natuurbeschermingsland" is het de laatste decennia gebruikelijk geworden om de term natuurwaarde ook op een andere manier te gebruiken. Men doelt met "natuurwaarde" dan op een bepaald object of een kenmerk van een gebied. Men spreekt bijvoorbeeld over enkele zeldzame vogels of curieuze slenken als bijzondere natuurwaarden. De natuurwaarde van een gebied wordt dan bepaald door de aanwezigheid van "natuurwaarden". Taalkundig en conceptueel is het niet fraai maar natuurbeschermers begrijpen elkaar meestal.

Natuurwaarde en milieukwaliteit

Mensgerichte aspecten van het natuurlijk milieu als schoon water, schone lucht of een schone bodem, rust en duisternis worden geschaard onder milieukwaliteit in de betekenis van kwaliteit van 'leefomgeving' of 'leefmilieu'. Hoewel het in de praktijk niet gebruikelijk is, zou het verdedigbaar zijn dat deze aspecten ook onder natuurwaarde vallen.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.